Heinz Knoke in de cockpit van zijn Lilo, vrouw en vliegtuig
Op 23 november 1955 zette een Duitse oud-jachtvliegenier met een flink uur vertraging ten opzichte van zijn goedgekeurde vliegplan een manke voet op Nederlandse bodem. Zijn immobiliteit was het gevolg van een aanslag door de Tsjechische ondergrondse in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. Heinz Knoke had al veel te verduren gehad als Kampfflieger van de Luftwaffe, maar de kleefmijnen op weg naar Anklam hadden hem 10 jaar terug onherroepelijk aan de grond gezet en bijna een been gekost.
Het eendekkertje waarmee hij het Nederlandse luchtruim binnenvloog, een G-AHLO De Havilland DH.80 Puss Moth, had hem in 1955 naar Eelde moeten brengen waar hij met Central Aeronautical Bureau van de Britten een chartervluchtmaatschappij zou oprichten. De binnendringing van ons luchtruim was niet de eerste keer. Bij zijn landing kreeg hij een proces verbaal, niet vanwege dit bezoek, maar vanwege de opgelopen vertraging vanuit Brussel omdat hij zich in de kruissnelheid van het vliegtuigje had vergist.
Het type vliegtuig waarmee Knoke in 1955 nogmaals het Nederlandse luchtruim binnendrong.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette hij na luchtgevechten zijn kist op vliegvelden als Gilze-Rijen en Leeuwarden. Boven Nederland en de Noordzee bevocht hij de Flying Fortresses, de Spitfires en de Thunderbolts. Knoke was een van de vliegeniers die op grond van doeldetectiesysteem Y-Gerät, beter bekend als Wotan II, vluchten naar geallieerde bommenwerpers ondernam. Maar zijn aeronautische inzichten leken hem nu in de steek te hebben gelaten.
Knoke keek echter reikhalzend uit naar een lang gekoesterde samenwerking met de Britten waarvoor hij in de Tweede Wereldoorlog hoge achting had gehad. In de Britten zag hij tijdens de oorlog, en daarna, een bondgenoot in het tegenhouden van het oprukkende Bolsjewisme of wat hij zelf de Aziatische Wereldrevolutie noemde. De Amerikanen konden echter niet zo op zijn sympathie rekenen vanwege enkele confrontaties in de oorlog. Zelfs 10 jaar na dato werd de oude jachtvliegenier door de Amerikanen belaagd. Op Schiphol werd zijn DH.80 door een Convair PH-CGD -vliegtuig vleugellam geslagen toen Knoke het vliegtuigje taxiënd langs de Amerikaanse proefdraaiende jetmotoren probeerde te loodsen. De Puss Moth werd omvergeblazen net toen de Convair zijn motoren op volle toeren liet draaien en liep “beschadigingen op aan het staartstuk en een van de vleugels.” Officiële rapporten vermeldden echter dat zijn vliegtuig op de neus belandde en de propeller brak. Hij had zijn vliegtuig zonder toestemming van de toren naar de startbaan gereden, Knoke had bovendien wederom het vliegplan verkeerd ingevuld en het verkeerde kenmerk genoteerd. Het leverde hem een tweede proces verbaal op.
Bij de Britten genoot zijn autobiografie over zijn leven binnen de Luftwaffe al twee jaar een bescheiden succes. Al was Knoke zelf iets minder blij met de Engelse titel en de omslag van zijn boek. In het Duits hadden zijn opgetekende ervaringen de titel: Die Grosse Jagd en toonde de omslag de ranke lijnen van een Messerschmitt Bf 109G “Gustav” met de onmiskenbaar gekleurde propellerneus op jacht naar bommenwerpers. Op de Britse omslag had een geallieerd jachtvliegtuig de Duitser op de korrel en opende het vuur. In de ogen van Knoke benadrukte de titel I Flew for the Führer te veel zijn naziverleden.
Knoke stoorde zich aan de Britse titel (r) van de vertaling van zijn Duitse autobiografie.
In 1951 was hij nog lid geweest van de neonazistische groepering: Sozialistische Reichspartei, bestaande uit voornamelijk oud-leden van de NSDAP, die buiten hun Holocaust-ontkenningsretoriek ook nog eens dubieuze vriendschappelijke banden op na hielden met de Sovjet-Unie. Communisten spekten de partijkas. Het is niet duidelijk of Knoke van deze financiële stroom afwist, maar in zijn autobiografie was geen sprake van ontkenning rond concentratiekampen en sprak hij zijn afschuw uit en distantieerde hij zich van de “criminelen” die de naam van Duitsland hadden bezoedeld met hun oorlogsmisdaden: “de wreedheden die gepleegd zijn in het teken van de swastika verdienen de meest zware strafmaatregel.” Al voegde hij eraan toe dat berechting door Duitsland moest gebeuren. In zijn ogen vroeg dit om een vroeg-Pruisische aanpak.
Geboren in Hamelen, werd Knoke getogen met lederen riem en de Pruisische discipline door zijn vader. Onder zijn kameraden in zijn eskader leverde deze tijd van tucht hem de bijnaam: Laatste der Pruissen op. Het disciplinaire eindigde niet toen hij Hamelen verliet. “Een andere Rattenvanger” floot de jonge soldaten naar de Jagdfliegerschule 1 in Werneuchen en uiteindelijk naar het front, zo schreef hij. De periode waarin Knoke de opleiding genoot tot Luftwaffe-piloot was er een van een continuerende vuurdoop. De trainingen en vluchten in Werneuchen de eerste oorlogsmaanden van 1940 verliepen niet altijd vlekkeloos. Volgens een van de officieren waren de landingen van Focke-Wulf 44-vliegtuigen niet meer dan “gecontroleerde noodlandingen.” Deze dubbeldekkers werden voor oefendoeleinden gebruikt, maar het besturen vroeg de nodige vaardigheid. Leverde dit al geen druk op binnen de gelederen van rekruten dan was het wel het lot dat je wachtte als je de vaardigheden miste. Iedereen aan de Kriegsschule die een dergelijke kist niet ordentelijk aan de grond wist te krijgen, werd automatisch ingedeeld bij de Flakartillerie.
Knoke onderging zijn training tegen de achtergrond van een universele gedachte: onder de kampvliegers heerste het sluimerende ongenoegen dat het Duitse leger bij Duinkerken niet had doorgezet om Engeland op de knieën te krijgen, Frankrijk was onder de voet gelopen omdat ze na Versailles “op hun lauweren hadden gerust”. Ideeën en gedachten zoals deze werden ingeprent door de oude garde zoals Kolonel Otto-Friedrich Freiherr von Houwald, voormalig lid van het von Richthofen-eskader in de Eerste Wereldoorlog en majoor Hans-Günter von Kornatzki, volgens Knoke een oud-adjudant van Göring.
In Werneuchen werd Knoke nog regelmatig op Pruisische wijze in het gareel gehouden. Nadat Knoke de zeer bloedige gevolgen van een verkeerde landing en een luchtbotsing had waargenomen en een vlieger sergeant Schmidt met geamputeerde benen naar de dood begeleide en van een ander niet eens meer het gezicht kon herkennen, was daar alleen maar angst om zelf te vliegen. Amper had Knoke het bloed van zijn handen geveegd of hij moest zelf achter de stuurknuppel plaatsnemen. Von Kornatzki was, nauwelijks een uur na de tragische dood van sergeant Schmidt, onverbiddelijk. Nadat Knoke weer tot zijn positieven was gekomen en de landing tot een goed einde had gebracht, werd hij vermanend toegesproken door zijn meerdere: Knoke moest er maar aan wennen als hij aan operaties wilde deelnemen.
Misschien wel een van de meest mysterieuze kat-en-muisspellen in de Tweede Wereldoorlog was de jacht van Knoke op een Brits verkenningsvliegtuig bij Kristiansand in 1942. Eind februari 1942 was Knoke bezeten van het jagen naar de anonieme solitaire Britse vliegenier die met zijn Spitfire de Duitsers steeds wist te ontwijken en vitale informatie doorspeelden aan de geallieerden van de situatie in het Trondheim Fjord waar de Prinz Eugen voor anker lag. Deze informatie zou later voor de Britse onderzeeër Trident van onschatbare waarde zijn bij de torpedering van de zware Kruiser. In werkelijkheid hoopten de Britten dat de Tirpitz hetzelfde lot beschoren zou zijn. De raadselachtige vliegenier werd voor Knoke een obsessie en binnen de troepen werd er zelfs een fles Hennesy Cognac als beloning aangeboden voor diegene die de Britse vlieger naar beneden haalde.
Met duizelingwekkende snelheid, kokende motoren en glycoldampen in de cockpit joeg Knoke in maart langs de fjordenkust, in achtervolging van de bewuste Spitfire en wist deze te raken. Knoke moest echter de jacht opgeven vanwege een kapotgeschoten oliekoeler. Luitenant Dieter Gerhard wist met enkele doeltreffende schoten de cognac op te eisen, de Britse piloot wist zich met een parachute uit zijn vliegtuig te springen. Knoke vertelde hoe ze uiteindelijk met de gevangen Britse piloot de cognac soldaat hadden gemaakt.
Voor de Britse piloot Alastair “Sandy” Gunn was het einde van zijn 29e verkenningsmissie met zijn Spitfire AA810 niet bepaald fijn te noemen, daar woog geen goede drank tegenop. Zijn vliegtuig was neergestort in het moerassige Surnadal. Gunn werd na gevangenname op brute wijze verhoord en uiteindelijk op transport gezet naar het beruchte Stalag Luft III in Polen. Het moment waarop hij met Gerhard en Knoke de cognac genuttigd zou moeten hebben, blijft obscuur. De Duitse autoriteiten die hem verhoorden, waren van mening dat Gunn vanuit een geheime geallieerde basis in Noorwegen opereerde en verloren hem geen moment uit het oog. De vraag is dan ook of Knoke hier niet de vurige wens had verwoord, een rendez-vous tussen twee piloten. Gunn liet daarna nog genoeg van zich horen. In Polen maakte hij uiteindelijk deel uit van het team waarmee de tunnel gegraven werd voor The Great Escape in 1944. Gunn werd echter weer gevat en geëxecuteerd. Het vermoeden bestaat dat Knoke, dichterlijke vrijheid permitterend, het cognac-rendez-vous als eerbetoon aan Gunn in zijn autobiografie opnam.
Alastair “Sandy” Gunn
De resten van Gunn’s Spitfire werden in 2018 gevonden. Een Brits team probeert momenteel het jachtvliegtuig in 2022 weer operationeel te krijgen. Een beter eerbetoon bestaat er niet.
Met de deelname van de Amerikanen aan de oorlog werd Knoke ook hard geconfronteerd met een nieuw jachtvliegtuig in het gevecht rondom de heerschappij in het luchtruim: de Thunderbolt. De eerste confrontatie in 1943 dwong Knoke zich met een parachute in veiligheid te brengen. Men verwachtte dat dit soort gebeurtenissen bij Knoke antipathie kweekte, maar het waren juist de dramatische berichten die hem bereikten van de Slag bij Stalingrad, waar hij veel van zijn kameraden verloor, en het Amerikaanse bombardement van het Oostfriese plaatsje Esens waarbij de kinderenpopulatie met een derde werd gedecimeerd. De strijd in de lucht was voor hem een strijd tussen soortgenoten, gelijkwaardig. Groot was dan ook zijn verontwaardiging toen in 1944 een Amerikaanse piloot hem onder vuur nam terwijl Knoke aan een parachute hing. In 1943 was er nog het verwijt uit de Duitse legertop waar de vliegeniers mee moesten leven. In Achmer sprak Göring de troepen toe dat het mislukken van de verdediging van het Reich in het westen te wijten was aan de incapabele luchtbemanningen. Knoke vroeg zich af of de rijksmaarschalk, “een dikke man die make-up droeg”, en de militaire staf wel op de hoogte waren van wat zich in het luchtruim afspeelde. In de ogen van Knoke waren ze op hun krent gaan zitten na de inval in Polen en Frankrijk en moesten er “meer vliegtuigen en minder hoofdkwartieren” komen. Bovendien had Hitler een vergeldingswapen toegezegd, maar niemand wist of dit een revolutionaire belofte was of grootspraak van een natie op de rand van de afgrond.
Knoke had zijn best gedaan. Had met Gerhard zelfs het bombarderen van bommenwerpers bedacht, zeer tegen het zere been van dezelfde militaire top die de vliegeniers tegen het einde van de oorlog verweten dat de verliezen in het westen aan hen te danken was geweest. De tactiek van Knoke en Gerhard om zwaarbewapende en –bewaakte formaties van bommenwerpers open te breken met 250 kg zware bommen vanuit de lucht leverde Knoke de vermelding op van eerste jachtvlieger die met een bom een bommenwerper wist neer te halen. Bij de bommenwerper betrof het de B-17 Liberty Bell.
Knoke’s autobiografie is een chronologie van de opkomst en ondergang van een tiranniek Duitsland. Het werd in de jaren ’50 dan ook beschouwd als een van de eerste “kwalitatieve oorlogsherinneringen” van een soldaat van de Axis-mogendheden. Aan het begin van het jaar 1944 is hij gestationeerd in Arnhem om de zware bommenwerpers te onderscheppen die zich boven het Nederlandse luchtruim een weg banen naar Duitse havens en strategische steunpunten. In maart volgen de eerste berichten van een brandend Berlijn, met in juni D-Day. Kort daarop gevolgd door de aanslag op Hitler bij Rastenburg door Claus von Stauffenberg. Knoke worstelde in die periode met een flinke schedelfractuur, zijn aanwakkerende angst en afkeer voor het Bolsjewisme en de vlucht uit handen van het Franse verzet. De beschrijvingen van zijn ervaringen wedijveren met het soms hoge ol’ chap-gehalte in de oorlogsepistels van Britse bodem. Misschien probeerde Knoke hiermee een zelfde handreiking te doen naar het Angelsaksische westen zoals hij bij Gunn had gedaan, zolang hij maar niet herinnerd werd aan het Pruisische oosten waar het “Bolsjewisme” zegevierde.
Komentarze